Dit artikel (maart 2014) van Evert is uit het archief van Door Blauwe Ogen.
Wat gebeurde er emotioneel met me als ik de foto zie van mijn huis in de wijk Menteng in het oude Batavia? Het is moeilijk om juist die gevoelens van een mengeling van heimwee en weemoed te verwoorden. Want die aanblik van dat huis en die wijk zijn alleen de sleutel die de poort van herinnering aan mijn jeugd daar ontsluit. Die herinnering overspoelt mij met heimwee.
Heimwee naar de tijd dat ik in Indië woonde en ondanks de gespannen politieke situatie, een onbezorgde jeugd doorbracht. Spelen met vriendjes en vriendinnetjes in de tuin. Kastie, gatrik, vliegeren en noem al die typische Indische spelletjes maar op.
Maar het was altijd eerst na het (warme) eten van een uur tot ongeveer drie uur siësta houden. Dat was door mijn ouders verplicht, want alleen de schoffies waren tijdens die warmste uren van de dag op straat aan het spelen. Dat was voor mij een temptatie, want je hoorde vaak de opgewonden stemmen van andere kinderen buiten en ik moest verplicht slapen.
Pisang goreng
Van slapen kwam natuurlijk niets. Stiekem lezen en om de haverklap zogenaamd naar het toilet. Maar dat was alleen maar om in de dapoer waar de kokkie de lekkernijen aan het klaarmaken was voor de thee, alvast een pisang goreng of iets anders mee te pikken, tot (gespeelde) ergernis van die goeie ouwe kokkie. Want het mensje gunde je dat van harte.
Om drie uur mochten we er dan eindelijk uit en dan was het baden. Als iedereen gebaad was gingen we gezamenlijk in de tuin aan de thee met allerlei lekkernijen. Vaak was er bezoek, maar ik mocht dan al snel toch gaan spelen. Dat ging door tot ongeveer half zes. Dan werd ik binnen geroepen om weer te baden, daarna zaten we met het hele gezin in de zij-of achtergalerij. Om zes uur was het bekende magrib (of zoals we op Batavia zeiden: mengerip). Die korte tropische schemering van een kwartier. Om zes uur nog klaarlichte dag en om kwart over zes nacht.
Die schemering ervoer ik met een dubbel gevoel. Het had iets beklemmends, al die geluiden van jankriks en tonggerets, maar ik had ook een gevoel van geheimzinnigheid. Na weer een warme maaltijd moest je je dan voorbereiden op het naar bed gaan. Meestal zat je dan met je ouders op de galerij. Soms werd er een toekang aangeroepen met saté of andere lekkernijen. Ik weet nog dat ik stapel was op keraktelor. Zo verliep in die tijd een deel van de dag.
Dat leven bestaat niet meer
Wat is nou het verschil tussen mijn jeugdherinnering van de tijd die ik in Indië doorbracht en de jeugdherinnering van iemand die in Holland zijn jeugd doorbracht? Mijn herinnering gaat over een jeugd die ik doorbracht in een tropisch land en in een samenleving die teloor is gegaan. Dat leven en die samenleving bestaan gewoon niet meer. En het ergste is dat het leven en de samenleving waar wij als Indo van de eerste en tweede generatie zozeer naar terug verlangen, door de mensen in het hier en nu worden verketterd als een verwerpelijke koloniale samenleving, die we maar zo snel mogelijk moeten vergeten!
Bang voor teleurstelling
Naar Indonesië is eigenlijk een lapmiddel. Natuurlijk, je ziet dan weer het land waar je vandaan komt, het is hetzelfde land, maar niet meer de samenleving die je kende. Ik erken dat ik in mijn herinnering het verleden heb geïdealiseerd en dat ik dus altijd teleurgesteld zal zijn als ik nu de nieuwe situatie zou zien. Ik ben een beetje bang voor die teleurstelling. Maar er ligt nog een gevaar op de loer. Er is een kans dat ik, juist omdat ik van gemengd bloed ben, zo veel in Indonesië herken en me zo thuis voel dat ik gedesoriënteerd raak.
Zo is het aankloppen aan die poort van mijn Indische jeugd voor mij vaak een deceptie. Want die poort blijkt vergrendeld, ik kan er niet meer binnengaan. Ik blijf alleen en eenzaam, vervuld van weemoed, achter.
Evert, maart 2014
Dit artikel is een onderdeel van het project Tussen twee generaties.
Bovenstaande brief van Evert is een reactie op de brief van Sabina, die je hier kunt lezen.