Jakarta

Naar Indonesië is een lapmiddel

Dit artikel (maart 2014) van Evert is uit het archief van Door Blauwe Ogen.

Wat gebeurde er emotioneel met me als ik de foto zie van mijn huis in de wijk Menteng in het oude Batavia? Het is moeilijk om juist die gevoelens van een mengeling van heimwee en weemoed te verwoorden. Want die aanblik van dat huis en die wijk zijn alleen de sleutel die de poort van herinnering aan mijn jeugd daar ontsluit. Die herinnering overspoelt mij met heimwee.

Heimwee naar de tijd dat ik in Indië woonde en ondanks de gespannen politieke situatie, een onbezorgde jeugd doorbracht. Spelen met vriendjes en vriendinnetjes in de tuin. Kastie, gatrik, vliegeren en noem al die typische Indische spelletjes maar op.

Maar het was altijd eerst na het (warme) eten van een uur tot ongeveer drie uur siësta houden. Dat was door mijn ouders verplicht, want alleen de schoffies waren tijdens die warmste uren van de dag op straat aan het spelen. Dat was voor mij een temptatie, want je hoorde vaak de opgewonden stemmen van andere kinderen buiten en ik moest verplicht slapen.

Pisang goreng
Van slapen kwam natuurlijk niets. Stiekem lezen en om de haverklap zogenaamd naar het toilet. Maar dat was alleen maar om in de dapoer waar de kokkie de lekkernijen aan het klaarmaken was voor de thee, alvast een pisang goreng of iets anders mee te pikken, tot (gespeelde) ergernis van die goeie ouwe kokkie. Want het mensje gunde je dat van harte.

Om drie uur mochten we er dan eindelijk uit en dan was het baden. Als iedereen gebaad was gingen we gezamenlijk in de tuin aan de thee met allerlei lekkernijen. Vaak was er bezoek, maar ik mocht dan al snel toch gaan spelen. Dat ging door tot ongeveer half zes. Dan werd ik binnen geroepen om weer te baden, daarna zaten we met het hele gezin in de zij-of achtergalerij. Om zes uur was het bekende magrib (of zoals we op Batavia zeiden: mengerip). Die korte tropische schemering van een kwartier. Om zes uur nog klaarlichte dag en om kwart over zes nacht.

Die schemering ervoer ik met een dubbel gevoel. Het had iets beklemmends, al die geluiden van jankriks en tonggerets, maar ik had ook een gevoel van geheimzinnigheid. Na weer een warme maaltijd moest je je dan voorbereiden op het naar bed gaan. Meestal zat je dan met je ouders op de galerij. Soms werd er een toekang aangeroepen met saté of andere lekkernijen. Ik weet nog dat ik stapel was op keraktelor. Zo verliep in die tijd een deel van de dag.

Dat leven bestaat niet meer
Wat is nou het verschil tussen mijn jeugdherinnering van de tijd die ik in Indië doorbracht en de jeugdherinnering van iemand die in Holland zijn jeugd doorbracht? Mijn herinnering gaat over een jeugd die ik doorbracht in een tropisch land en in een samenleving die teloor is gegaan. Dat leven en die samenleving bestaan gewoon niet meer. En het ergste is dat het leven en de samenleving waar wij als Indo van de eerste en tweede generatie zozeer naar terug verlangen, door de mensen in het hier en nu worden verketterd als een verwerpelijke koloniale samenleving, die we maar zo snel mogelijk moeten vergeten!

Bang voor teleurstelling
Naar Indonesië is eigenlijk een lapmiddel. Natuurlijk, je ziet dan weer het land waar je vandaan komt, het is hetzelfde land, maar niet meer de samenleving die je kende. Ik erken dat ik in mijn herinnering het verleden heb geïdealiseerd en dat ik dus altijd teleurgesteld zal zijn als ik nu de nieuwe situatie zou zien. Ik ben een beetje bang voor die teleurstelling. Maar er ligt nog een gevaar op de loer. Er is een kans dat ik, juist omdat ik van gemengd bloed ben, zo veel in Indonesië herken en me zo thuis voel dat ik gedesoriënteerd raak.

Zo is het aankloppen aan die poort van mijn Indische jeugd voor mij vaak een deceptie. Want die poort blijkt vergrendeld, ik kan er niet meer binnengaan. Ik blijf alleen en eenzaam, vervuld van weemoed, achter.

Evert, maart 2014

Dit artikel is een onderdeel van het project Tussen twee generaties.

Bovenstaande brief van Evert is een reactie op de brief van Sabina, die je hier kunt lezen.

Filmproject Kinderkampen nu online

6 januari, 2022

,,Moeders hebben de kinderen door de oorlogstijd moeten slepen met enorm veel improvisatievermogen en zelfopoffering. Zij zijn erg ondergewaardeerd.”

Bovenstaande is een quote van Evert Mutter (1938) uit het filmproject Kampkinderen van Stichting Gastdocenten. Het interview met Evert, mede-auteur van het blog Door Blauwe Ogen, staat nu online (klik hier om de registratie te bekijken).

Boven: Stills van Evert Mutter, Thea Meulders en Ton Stephan tijdens het interview en gastles (eigendom van Stichting Gastdocenten)

In Kinderkampen vertellen de kinderen van toen over hun ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Bersiap-tijd in voormalig Nederlands-Indië.

Evert die als kind de oorlog doorbracht buiten het kamp is één van de drie gastdocenten die zijn bijdrage heeft geleverd aan dit project.

Stichting Gastdocenten WO II Zuid-Oost Azië geeft gastlessen waarbij de docenten hun persoonlijke- of voorouder verhaal vertellen over de oorlogsperiode in voormalig Nederlands-Indië. Bekijk hier de website voor meer informatie en persoonlijke verhalen van gastdocenten.

Kerkhof Tanah Abang: een begraafplaats zonder graven

Overzicht begraafplaats kl
Bijdrage van Sabina de Rozario
Maart 2018

Zoeken naar familie
De reden van mijn bezoek aan de oude begraafplaats Tanah Abang in Jakarta is het vinden van de grafstenen van mijn familie De Rozario. Ik weet sowieso van het bestaan van één grafsteen van een ver familielid aanwezig op deze bijzonder plek. Hopelijk kan ik meer graven van familieleden ontdekken.

Grafsteen bij de boom kl

Ter voorbereiding op mijn bezoek lees ik dat slechts 1302 van de 4000 grafstenen zijn behouden. Het complex waar sinds 1795 duizenden Europeanen zijn begraven heeft  in 1977 een grondige renovatie ondergaan. De gouveneur van Jakarta heeft eind jaren ‘70 ruiming kunnen voorkomen en doopte Tanah Abang om tot Museum Taman Prasasti.

Engel broken wing kl

Op Youtube vind ik sensationele filmpjes  over mysterieuze tekens op de grafstenen, bijzondere beelden van engelen en een oblisk. Tahan Abang lijkt me geen doorsnee begraafplaats, ik ben benieuwd wat ik er ga aantreffen.

Gebroken engelen
Het is nog ochtend en, hoe kan het ook anders, al erg warm als ik door de toegangspoort loop van de oude begraafplaats waar vooral inwoners van Europese afkomst liggen begraven. In de schaduw van de bomen zie ik graftombes en grafstenen, staand of liggend, en beelden van engelen met gebroken vleugels. Er heerst een serene rust, in tegenstelling tot wat er zich buiten de muren van dit museum afspeelt. Het is er netjes onderhouden, in een hoek zijn bouwvakkers in de weer met stenen en gereedschap.

Slechts stenen
Hoe de begraafplaats er nu bij ligt, is niet de originele setting, vertelt de museumgids. Het museum is een verzameling van grafstenen. Meerdere religies zijn vertegenwoordigd, terwijl het kerkhof toebehoorde aan de Hervormde Kerk. Alle stoffelijke overschotten zijn tussen 1950 en 1970 herplaatst of geruimd. Wat ik hier zie, zijn dus slechts willekeurig geplaatste grafstenen en tombes. Op deze begraafplaats is geen enkel graf aanwezig.

Gids mas Yudi neemt me mee langs de graven van de eerste vrouw van Raffles, een aantal hooggeplaatste militairen en dat van de heldhaftige Pieter Erberveld. Erberveld heeft geen graf, maar een heus monument met daar bovenop zijn hoofd op een spies. De vermoorde Euraziaat is lang geleden gevierendeeld en onthoofd door de VOC-autoriteiten, omdat hij een opstand zou hebben beraamd. Zijn geconserveerde hoofd-op-spies diende om rebellen af te schrikken, al is dit schedel wat je hier ziet niet echt.

Hoofd op spies kl

Mas Yudi benadrukt maar al te graag de mysterieuze tekens en de obelisk, die ik ook op Youtube had gezien. Lopend langs de graven met malteserkruizen, Davidsterren (één ster is tijdens de renovatie per ongeluk een slag gedraaid), slangen en een schedel met twee gekruisde botten, strooit hij terloops met termen als ‘Illuminati’, ‘Judaism’ en de ‘Holy Grail’. Vervolgens houdt hij zijn mond en kijkt me aan met een blik van ‘Nou, dan weet je het wel’.

Justinian de Rozario tekst naam kl

Ik laat de eigenaardige tekens voor wat ze zijn en begin met het zoeken naar mijn familienaam. Al snel zie ik de eerste De Rozario op een graftombe staan.

Meer familieleden
Op de zuil prijkt de naam van voorouder Justinian Joseph George, geboren 20 augustus 1857 te Malacca. De steen van Fertuliano George (geboren 1847  te Malacca, gestorven op 64 jarige leeftijd in 1912 te Batavia), de opa van mijn opa, is een tijdje geleden gebroken en wordt momenteel gerepareerd, aldus Mas Yudi. Het graf van de zoon van Fertuliano staat naast die van zijn broer Justinian: Antonio Cerilo de Rozario, geboren op 28 mei 1874.

Administratieboek kl
Fertuliano George de Rozario (derde naam van onder) staat genoteerd in de administratie, de steen is momenteel in reparatie.

In totaal heb ik drie gedenkplaten van mijn familie gevonden. Dat wil zeggen, 2 in het echt en 1 in ‘het boek’, de administratie van het museum. Deze voorvaders (van Portugese afkomst) uit Malacca hebben gezorgd dat familie De Rozario zich uiteindelijk in Indië heeft gevestigd.

Populair voor fotoshoots
Het ‘spookachtige’ imago van de begraafplaats heeft het museum van zich weten af te schudden door een naam te kiezen (Prasasti betekent opschrift of inscriptie) die niet doet denken aan de dood, begrafenis of geesten. De stenen buitenmuur is grotendeels vervangen door een hekwerk om de toegankelijkheid te bevorderen.

Al komen nog steeds niet veel bezoekers voor de grafstenen zelf, geeft Mas Yudi toe. Museum Taman Prasasti is vooral populair voor het schieten van bruidsreportages en muziekvideo’s vanwege de Europese sfeer die het uitstraalt.

Stukje Nederlands-Indië
Het openluchtmuseum ligt er mooi bij en het is absoluut een bezoekje waard. Eigenlijk is het een stukje behouden Nederlands-Indië. Ben je geïnteresseerd in jouw Indische roots, dan is het een must om hier de sfeer van vervlogen tijden te komen proeven. En wie weet, vind je er wel een familielid.

Jezus wakend over graven kl

Museum Taman Prasasti
Jalan Tanah Abang I No. 1 Jakarta Pusat
Dinsdag – zondag 09.00-15.00
Maandag en Nationale feestdagen gesloten
Entree: 5000 Rupiah

Georges Hilaul: ‘Ik wil impact maken.’

Een bijdrage van Sabina de Rozario

BBS banner

Je eigen goede leventje verruillen om kinderen te helpen in een drukke miljoenenstad als Jakarta. En niet zo maar helpen, zelfs dromen helpen te vervullen. Daarvoor moet je ambitieus zijn en bovendien positief en energiek en o, ja gepassioneerd en vechtlustig. Georges Hilaul (21 mei 1985, Spijkenisse) is zo iemand.

Ooit begon Georges met een klas ‘probleem gevallen’; jongens en meisjes van 10 tot 12 jaar wonend onder een viaduct in Jakarta. Hij gaf hen elke week les en zag al snel hun houding en vaardigheden positief veranderden. Wat kleinschalig begint, is uitgegroeid tot werkzaamheden op verschillende locaties in Jakarta met werknemers en heel veel vrijwilligers.

Georges-Jenny- Tennant Lim Photography

De founders, Jenny en Georges. Foto: Tennant Lim Photography

Met zijn non-profit organisatie, de Inspiration Factory Foundation die hij samen met Jenny Tjoa heeft opgericht, ontwikkelt hij het uitgebreide DreamProgram, waardoor kansarme kinderen weer durven dromen van een betere toekomst. Het programma (geadviseerd door  Unicef Indonesia) richt zich op kinderen van 6 tot 12 jaar, omdat dit de belangrijkste fase is om aan het zelfvertrouwen te werken en de toegang tot een mindset verandering goed mogelijk is.

Georges licht toe: ‘Kinderen jonger dan 6 jaar zijn nog te jong en kinderen boven de 12 hebben al een mindset die soort van ‘fixed’ is.  Gebaseerd op ervaring, is dit een extreem moeilijke doelgroep die lastig is te benaderen.’

De stichting draait al enige jaren succesvol, al gaat dat niet zonder moeite. Geld is met name altijd welkom. Alle beetjes helpen, maar om de doelen te kunnen behalen is veel geld nodig. Hoe komt de stichting aan de middelen om alles te bekostigen?

Georges: ’Alles wordt volledig gefinancieerd door sponsors en partners. De helft van de donaties komt uit Nederland en de andere helft uit Indonesië. Zo is Rabobank Nederland samen met het Indonesische BCA  de grootste sponsor, aangevuld met individuele donaties en fundraise acties van bedrijven. Op dit moment maken 11 locaties en 1000 kinderen deel uit van ons programma. Dit jaar komen er nog 1000 kinderen bij. Het programma kost per kind 70 euro, dus reken maar uit hoeveel we nodig hebben!’

Jembatan-Tiga-Pluit Tennant Lim Photography

Tennant Lim Photography

Van een klasje onder een viaduct naar het leiden van een grote stichting met veel verantwoordelijkheden. Is dit een grote verandering voor je geweest?

‘Het is natuurlijk wel jammer dat het directe contact met de kinderen minder is geworden, omdat dit natuurlijk de eerste reden was om hier wat te doen en naar Indonesië te verhuizen. Als je wilt groeien, moet je delegeren en veel uit handen geven. Samen met mijn stichting partner – en beste vriendin- Jenny, leiden we het team op kantoor, zodat alle locaties draaien met het juiste programma, met genoeg vrijwilligers en volgens onze vereiste standaard. Wij zijn dagelijks bezig met het verder ontwikkelen van het progamma, besprekingen met partners en donateurs en het uitdenken van nieuwe concepten en promotiecampagnes. Jenny en ik bezoeken nog wel de locaties om te kijken hoe alles gaat, dus zien het effect bij de kinderen en dat geeft energie.’

Belajar-Bersama-Sjors-Library-Day Tennant Lim Photography

Tennant Lim Photography

The Inspiration Factory

Tot slot, waar droomt de Inspiration Factory Foundation zelf van in de toekomst?

‘Over een paar maanden starten we met de eerste reeks Inspiration Factories op Bali, waarbij een aantal  street kids shelters en weeshuizen ons DreamProgram , als eerste op Bali, zullen gaan implementeren. Dit is de start van de uitbreiding. Tegen het einde van 2020 willen we Inspiration Factories starten door het hele land, zodat we duizenden kansarme kinderen dichterbij hun dromen kunnen brengen. Niet meer een schattig projectje zijn, maar echt impact maken, levens veranderen en het land vooruit helpen.’

Meer info:
Bekijk de website http://www.inspirationfactory.org voor meer informatie (statistieken, locaties en beeldmateriaal). Daar lees je ook hoe je een donatie kunt geven of als vrijwillger aan de slag kunt.

Beeldmateriaal: Tennant Lim Photography en Facebookpagina van de Inspiration Factory Foundation.

Anthony Engelen: Topsport in Indonesie biedt mij kansen

Een bijdrage van S. de Rozario, 14 januari 2017

De 31-jarige Anthony Engelen maakt graag op gezette tijden voor geld zijn tegenstander een kopje kleiner. In de kooi wel te verstaan, als sport. Nu zit hij rustig tegenover me te sparren over onder meer zijn Indische identiteit en wonen en werken in Jakarta. ,,Een kantoorbaan is echt niks voor mij,” licht professioneel MMA fighter en derde generatie Indo toe.

anthony-med-portret-shirt-kl

Van kantoor naar ring

Weer ontmoet ik een Nederlander die als atleet in Indonesië traint en van Indische afkomst is (Zie artikelen over Martijn de Jong en Tiffany van Soest). Ik ben geïnteresseerd in zijn verhaal en maak een afspraak met hem in (mijn woonplaats) Canggu, waar hij momenteel aan het trainen is.

Het zou kunnen dat onze wegen zich eerder hebben gekruist, want Anthony is, net als ik, geboren en getogen in het  kleine Ermelo op de Veluwe. Ook zaten we een tijdje op dezelfde middelbare school en judo dojo. Kleine kanttekening: onze leeftijd ligt iets uit elkaar, vandaar dat we elkaar nu pas voor het eerst ontmoeten. Ik vraag aan Anthony (Ermelo,1985) hoe hij is terechtgekomen in Indonesië:

,,Tijdens mijn studie kon ik stage lopen in Indonesië, het land waar mijn vader is geboren (1936, Menado). Sinds 2007 ben ik voor langere periodes in Indonesië voor vakantie of werk. Ooit ben ik begonnen op kantoor bij het familiebedrijf in thee in Jakarta, daarna stond ik voor de klas als leraar Engels. In 2014 heb ik een kleine dojo geopenend en een jaar later klopt de internationale MMA organisatie One Championship op mijn deur en ben ik professioneel fighter geworden.”

tatoeages-kl

Mijn Indisch-zijn uit zich ook in mijn tatoeages van Indonesische afbeeldingen: de barong, batik patronen, Arjuna en Garuda Visnu.

Door blauwe ogen schrijft over Indische identiteit, hoe zit dat bij jou?
,,Als Indische jongen kom ik uit voor mijn roots. In elk interview vertel ik dat m’n pa uit Menado komt. Gek genoeg herkennen mensen in Jakarta me niet als Indisch, dat blijf ik apart vinden. Het is een stukje onwetendheid, ze vinden me een bule (buitenlander) in Jakarta. Indonesische jongeren hebben geen flauw idee wat zich hier vroeger heeft afgespeeld. Toch is de hoofdstad echt mijn thuis. Ik hou van mijn buurt, mijn beste vrienden wonen daar ook. Ik heb geen enkele intentie om terug naar Nederland te gaan.”

Indisch-zijn was niet vreemd
Toch was ik vroeger niet bewust van mijn Indische afkomst, als kind zijnde dacht ik er niet over na. Ons gezin met een Indische vader en Britse moeder was normaal voor mij. Zelfs in het redelijke traditionele Ermelo, waar niet veel Indische gezinnen woonden, vond niemand het vreemd.

Eenmaal op de middelbare school in Harderwijk ontmoet ik veel Indische leeftijdsgenoten. ‘Hé, je bent Indo toch?’, ik hoor er meteen bij. Met een grote groep Indische jongeren uit het hele land ga ik feesten af. Van hardcore house parties, tot Indo parties en natuurlijk pasar malams. We zijn elkaars beste vrienden.”

Nederlandse of toch Indonesische status?
Anthony’s vader vertrekt in 1949 als Indische Nederlander naar Nederland. Ter voorbereiding van dit interview vind ik een website over naturalisatie van Indonesiërs in Nederland waaruit blijkt dat de familie Engelen in 1974 de Nederlandse nationaliteit heeft gekregen. Op het eerste gezicht vreemd, kloppen deze gegevens?

Anthony legt tijdens het gesprek een lijntje met zijn vader in Nederland die het ons uitlegt: ,,Toen opa Engelen met pensioen ging in 1974, hebben ambtenaren in zijn verleden gewroet. Volgens hen heeft zou mijn grootvader vroeger iets hebben verzuimd te doen, waardoor zijn kinderen nooit Nederlandse zijn geworden. Gek, want wij zijn dienstplichtig geweest en hebben met een Nederlands paspoort Indië verlaten. ‘Dat was dan jammer en een vergissing’, reageerden de betrokken ambtenaren toendertijd. De overheid voerde als goedmakertje voor onze familie de naturalisatie officieel door in 1974 en zo hebben we alsnog de Nederlanderse nationaliteit gekregen, ” aldus Anthony’s vader via de telefoon.

baard-kl

Confrontatie met Indisch verleden in pretpark
,,Indië en Indisch-zijn is altijd bespreekbaar geweest in ons gezin. Ik herinner me een confronterende situatie waarop het Indisch verleden van invloed is geweest. Op jonge leeftijd bezoeken mijn ouders, broertje en ik Disney World in Florida. In het pretpark zijn gedeelten ingericht als verschillende delen van de wereld. Als kind vind ik het maar wat interessant. Eenmaal aangekomen bij het Japanse gedeelte in het park gebeurt er iets geks, wat ik niet direct kan plaatsen. Mijn vaders houding verandert, hij weigert zelfs om ‘Japan’ binnen te gaan. Later deze vakantie valt bij mij het kwartje. Hij heeft een slecht gevoel bij dit  Aziatische land vanwege de Tweede Wereldoorlog in Indië.”

Trainen en niet eten
Anthony’s 5e professionele gevecht is op 14 januari in Jakarta. Voorafgaand aan dit hoogtepunt traint hij twee keer per dag en volgt een strikt dieet. ,,Sport en eten zijn het belangrijkst voor me, dus niet kunnen eten wat ik wil is lastig.”

portret-kleur-kl

Toekomst
,,Ik heb altijd iets met sport willen doen. Vroeger tenniste ik op hoog niveau, maar al gauw zag ik in dat dat niet voldoende geld zou opleveren. Bezig zijn met MMA in Indonesië, waar de sport nog in de kinderschoenen staat, biedt kansen. Ik kan zeker tot mijn 36ste nog blijven vechten.”

Ik rond het gesprek af met de vraag wat er op zijn to-do-lijstje in de nabije toekomst staat. ,,Ik wil meer van Indonesië zien, zo ben ik nog nooit in Solo of Yogyakarta geweest. Verder komen er meer gevechten en open ik een nieuwe sportschool samen met mijn coach Martijn de Jong.

En wat is het eerste dat je gaat doen na jouw belangrijke gevecht? Daar hoeft hij niet lang over na te denken en zegt vastberaden: ,,Makan!”

Meer over Anthony Engelen:

One Championship 14 januari 2017 in Jakarta: http://onefc.com/events/75-one-championship.html

Instagram @Anthonyengelen

Copyright S. de Rozario. Rebloggen mag, maar let op de journalistieke etiquetten. Vermeld altijd de bron (website en auteur) en plaats de gehele originele tekst (dus niet knippen en plakken van tekstgedeelten). Plaats bij elke afbeelding de naam van de fotograaf! Bij vragen, graag mailen naar: doorblauweogen@gmail.com.

Beeld: Mark Thurman

Website Gelijkstellingen en naturalisaties: http://naturalisaties.decalonne.nl/

Martijn de Jong: Van passie naar missie

 Bijdrage van Sabina de Rozario

Staren naar de wereldkaart, opzoeken waar Indonesië ligt. Als kleine jongen is hij altijd bezig met Indië en Indonesië, het land waar zijn vader is geboren. Toen wist hij het al: Daar ga ik iets doen later.

De kleine dromer van toen is Martijn de Jong (Deventer, 17 juli 1974), inmiddels een volwassen man met nog steeds veel ideeën en plannen. Ik ontmoet hem bij een warung langs een drukke weg in Bali, hij is in goed gezelschap als ik aanschuif. Als de gerechten op tafel komen, volgt een inspirerend gesprek over zijn carrière in de vechtsport en zijn daaruit voortvloeiende ambitie in Azië.

‘Nare Japanners’
Martijns carrière in Mixed Martial Arts (MMA) neemt midden jaren ’90 een grote sprong als hij een gevecht heeft in Japan. Hij herinnert zich zijn eerste Japanse tegenstander nog goed: ,,De ervaringen van mijn Indische familie in de Japanse kampen maakt dat ik haatgevoelens voor mijn tegenstander heb. In minder dan 4 minuten versla ik hem. In de kleedkamer bedankt de Japanner me nederig voor het gevecht. Ik snap zijn houding niet. Japanners zijn toch nare mensen?”

De legendarische Paatje Pfefferkorn en Martijn de Jong

De legendarische Paatje Pfefferkorn en Martijn de Jong

Schuldgevoel
,,Een jaar later ben ik voor een langere periode terug in Japan om te trainen. Ik word er goed opgevangen en verzorgd. Een reality check: De oorlog is verleden tijd, deze mensen om me heen zijn andere mensen dan ‘die slechte Japanners’. Meer dan 70 keer heb ik Japan bezocht en heb altijd een schuldgevoel gehad tegenover mijn Indische familie. Ik kreeg kans om Japans te leren, maar heb dat niet direct gedaan. Dat ik eerder Japans zou spreken dan Indonesisch kon ik niet rijmen met de geschiedenis van mijn familie.”

Je bent vaak in Indonesië, vroeger voor vakantie, nu vooral voor zaken. Hoe is het om in Indonesië te zijn?

,,Indischen hebben geen eigen land meer, maar in Indonesië voel ik me thuis. Toch hoor ik er niet helemaal. En dat geldt voor Nederland ook. Kijk, spekkoek is in Nederland Indische cake. In Indonesië noemt men het Nederlandse cake. En zo is het ook een beetje met de Indo. Soms voel ik me als een spekkoek!”

Tatsujin defence system

Martijn in actie op de advertentiefoto van zijn trainingsmethode bij Celebrity Fitness

Positief aanraken
Onlangs heeft Martijn zijn ontwikkelde Tatsujin Training System succesvol geintroduceerd bij een grote sportschoolketen in Indonesië, Maleisië en Singapore. Dit jaar opent hij zijn eigen sportschool in Jakarta en tevens gaat hij van start met een reallife programma op de Indonesische televisie. Een gedreven ex-topsporter die mensen positief wil aanraken waar ook ter wereld.

Waarom wil je juist jouw kennis delen in Indonesië? Zit er een dieper gevoel achter dan alleen succesvol zijn in jouw tak van sport?

,,Ik wil MMA, de snelst groeiende sport in de wereld, groot maken in Indonesië, want ik zie dat daar potentieel is. Met het reallife programma wil ik laten zien dat je door vechtsport zelfverzekerd en zelfs een held kunt worden. Van iets negatief positief maken.”

Teruggeven
,,Door mijn Indische roots en mijn ervaring, die ik overal heb mogen opdoen, wil ik mensen helpen in Indonesië. Mijn passie voor MMA is nu mijn missie geworden. Ik heb het gevoel dat ik iets kan teruggeven.”

 

Meer info over Martijn de Jong: http://www.tatsujindojo.nl

Glenn Fredly: Ik heb een missie

Bijdrage van Sabina de Rozario

Vlak voor zijn optreden op het Java Jazz Festival in Jakarta (4 t/m 6 maart), ontmoet ik de Indonesische zanger Glenn Fredly. We spreken over zijn muziek, zijn nieuwe albumrelease en het concert in Nederland op 13 mei a.s.

Glenn Fredley op het podium tijdens JJF 2016

Glenn Fredly met band op het podium tijdens het Java Jazz Festival 2016.

Connectie
Terwijl de bandleden zich enthousiast warmspelen en mensen opgewonden in en uit de kleedkamer lopen, legt de befaamde artiest op rustige toon uit wat zijn connectie met Nederland is. Zijn Molukse grootouders zijn lang geleden vanuit Indonesië naar Nederland vertrokken. Hij heeft hen opgezocht in Vught toen hij in 2008 voor het eerst optrad in Nederland.

Dit concert was een succes: ,,De enthousiaste reactie van het publiek was boven verwachting. Tussen de nummers door sprak ik in het Engels, maar dat wilde men niet. Ze riepen me toe in Bahasa Indonesia te spreken.” Glenn moet er weer om lachen.

Voor wie Glenn Fredly niet kent: Tijdens zijn jeugd raakt hij geïnspireerd door muziekstijlen zoals klassiek, rock en country, met Michael Jackson en Marvin Gaye als zijn grote voorbeelden. In 1995 begint zijn carrière in de popmuziek met Indonesische en Engelse liedjes.

Muziek met een missie
Een optreden is voor de 40-jarige zanger niet zomaar een liedje zingen of entertainment. ,,Mijn muziek is een missie van vrede. Er spelen veel issues in Indonesië vandaag de dag en het is goed deze zaken met elkaar te delen.  Met mijn optredens wil ik communiceren en tevens inspireren om samen te werken aan een toekomst voor de volgende generatie.”

Als ik het goed begrijp gebruik je muziek om met elkaar de wereld een stukje mooier te maken?

,,Straks in Den Haag wil ik duidelijk maken dat Nederland veel kan doen om de relatie met Indonesië te verbeteren. Om het imago van het land op te krikken. Dat kan ik niet alleen, dat moeten we samen bereiken. Op mijn beurt hoop ik met mijn shows onze gezamelijke geschiedenis van Nederland en Indonesië te benadrukken en de nieuwe generatie kan zien hoe mooi de toekomst van Indonesië is.

Rechts Fredly, links de interviewer

Rechts Glenn, links de interviewer

Heb je een nieuw album in de planning waarop meer over jouw missie is te horen?

Voor het nieuwe album heb ik een remake van het nummer Imagine van John Lennon opgenomen. Om mijn boodschap die ik wil verkondingen kracht bij te zetten, als statement naar buiten toe.

Wanneer kunnen we dit album verwachten?

Glenn begint direct van oor tot oor te glimmen, want hij weet dat ik dit leuk nieuws ga vinden. En hij heeft gelijk.
,,De releasedatum van het nieuwe album is op 13 mei 2016. Inderdaad, de dag dat ik optreed in Nederland. Dat heb ik speciaal zo gekozen.”

En met dit laatste nieuws (een statement?) van Indonesia’s favorite, verlaat ik de kleedkamer in opperbeste stemming. Een klein uur later speelt Fredly met zijn band de zaal zichtbaar plat tijdens het grootste jazzfestival in Azië. Als een man met een missie.
Meer info over het concert in Den Haag van Glenn Fredly vind je hier.

Update 19 maart: Het concert in het Paard van Troje gaat niet door.

Dit is een bijdrage van Sabina.

God geve dat het niet tevergeefs is geweest

Bijdrage van  Ronald Nijboer

De dagboeken van Evert-Jan Nijboer

De dagboeken van Evert-Jan Nijboer.

Mijn grootvader diende tussen 1946 en 1948 in Nederlands-Indië en tekende zijn belevenissen op in een dagboek. Bijna zeventig jaar na de onafhankelijkheid van Indonesië bezoekt hij dezelfde plekken als zijn opa. Waarom weten we zo weinig van die tijd?

Op 17 augustus 1945, dit jaar zeventig jaar geleden, roept Soekarno de Indonesische onafhankelijkheid uit. De Nederlandse overheid erkent de onafhankelijkheid niet en stuurt 200.000 soldaten om de orde in de kolonie te herstellen. Vol goede moed reizen oorlogsvrijwilligers en dienstplichtige militairen naar Indië om de bevolking te bevrijden van de terreur.

De werkelijkheid blijkt anders. Ze worden niet onthaald als helden, maar belanden in een complexe, vuile oorlog. Als de soldaten verslagen uit Indië terugkeren gaan ze over op een massaal stilzwijgen. Wat ze hebben meegemaakt, is vaak te heftig om te vertellen en de achtergebleven familie en vrienden kunnen zich maar moeilijk een voorstelling maken van wat ‘onze jongens’ daar beleefden. Door de Nederlandse regering en pers werd ten slotte nooit gesproken over een oorlog. Er was slechts sprake van een binnenlands conflict, zo erg kon dat toch niet zijn?

Detail uit het dagboek van Evert-Jan Nijboer

Detail uit het dagboek van Evert-Jan Nijboer.

Mijn opa, Evert-Jan Nijboer, verbleef als oorlogsvrijwilliger van 1946 tot 1948 in het toenmalige Nederlands-Indië. Ook hij zweeg nadat hij gediend had en terugkeerde naar Nederland. Wel hield hij elke dag zijn belevenissen bij in een dagboek. Het is de basis voor mijn reis door Indonesië. Wat zien we, als het zwijgen met verhalen gevuld wordt?

Mijn opa achterna
Van de drukkende hitte in Jakarta stap ik de koele Immanuelkerk in. Een brede trap leidt me via het portaal de ronde kerk binnen. Het gebouw, opgetrokken uit smetteloos witte zuilen met daarop een donker koepeldak, straalt een zeldzame rust uit in de immer chaotische metropool. Over een paar minuten begint de dienst.

Maar ik ben hier niet uit religieuze overwegingen. Ik ben hier omdat mijn opa als diepgelovig christen zijn zondagen doorbracht in de Willemskerk, zoals de kerk destijds heette.

De Willemskerk in 1946 en 2015

De Willemskerk in 1946 en 2015.

Zondag 7 april 1946
Vanmorgen ben ik naar de Willemskerk te Batavia geweest. Veel Ambonezen en Maleiers. De kerk was tjokvol, een 200 man moest wel staan.

Dat is nu wel anders. Slechts enkele gezinnen vergezellen mij deze namiddag. We worden, in het Engels, welkom geheten door de diaken, een kleine, kromme vrouw. Als ik haar vertel dat ik benieuwd ben naar de kerk waar mijn opa altijd kwam, begint ze te stralen. ‘Welkom in onze kerk!’ zegt ze in vlekkeloos Nederlands. Haar ‘mammie’ kwam uit Holland en haar opa was predikant tijdens de onafhankelijkheidsoorlog. De levens van onze grootvaders hebben elkaar destijds gekruist en ik probeer me in te beelden hoe mijn opa meezong met de psalmen vanaf dezelfde plek waar ik luister naar de lezing uit Mattheüs 13.

Evert-Jan Nijboer

Evert-Jan Nijboer

Waarom mijn opa zich aanmeldde
Zijn eerste zinnen zet Evert-Jan op papier als de geallieerden in april 1945 het Overijsselse Gramsbergen binnenrijden. De langverwachte bevrijding zorgt voor een uitzinnige vreugde, verlost van de bezetter kan de wederopbouw beginnen.

Vrijdag 6 april 1945
Er ging een gejuich op, want de Engelsen (Canadezen) kwamen. Een geweldig gejuich. Iedereen drukte je de hand en door iedereen word je de hand ook gedrukt ten teken van innige blijdschap. Blij mochten we ook wel zijn, dat we al die jaren waren gespaard voor de greep van de vijand. Het onderduikersleven nam een eind. Wat een vrijheid, dat het juk verpletterd was.

Zaterdag 5 mei 1945
Eindelijk vrede, algehele bevrijding van het dierbare Vaderland. Wat een vreugde, vooral voor het hongerende Westen. Want wij hebben met hen meegeleden. Wat een blijdschap de Koningin weer in ons midden te weten.

Ondanks de overwinningsroes is er weinig toekomstperspectief voor een boerenzoon zoals mijn opa. Tegelijkertijd is Nederlands-Indië nog volop in oorlog met Japan en rekruteert de Nederlandse overheid oorlogsvrijwilligers om ‘onze Rijksgenoten in Indië te bevrijden.’

Evert-Jan meldt zich aan. Hij ziet dat wel zitten, onthaald worden op Java. Zoals dat gebeurde bij de Engelsen en Canadezen in zijn stad.

Een pagina uit het fotoalbum van Evert-Jan Nijboer 2

Een pagina uit het fotoalbum van Evert-Jan Nijboer.

Zaterdag 15 september 1945
Bekend werd dat we binnenkort naar Indië gaan als Gezagsbataljon Indië. Wij zullen de grondlegger zijn in Indië. Een hele eer.

Een groepsfoto van het bataljon als het in Maleisie ligt

Een groepsfoto van het bataljon als het in Maleisië ligt.

De heenreis doet als een jongensboek aan. Een 22-jarige jongeman die in de bloei van zijn leven het avontuur opzoekt, vol goede moed om zijn plicht te volbrengen. Zo’n 1.600 Nederlandse militairen, velen van Evert-Jans leeftijd of jonger, worden in oktober 1945 ingescheept op de Stirling Castle. Via de Middellandse zee langs het exotische Port Said en het verre Australië komen ze eind november aan in Penang, Maleisië. Mijn opa is onder de indruk van de schoonheid van de Aziatische natuur.

Dinsdag 27 november 1945
Een prachtomgeving waar we overal langs kwamen. Mooie groenende bergen, de palmbomen, pisangs, alles werd nu ineens werkelijkheid. Toen ik dit alles zag, kreeg ik een indruk om de tropen nooit weer te verlaten.

De strijd van de vrijwilligers
Inmiddels heeft Japan zich overgegeven, maar de plotselinge onafhankelijkheidsstrijd van de Indonesiërs heeft de rust op Java niet doen wederkeren. Pemoeda’s eisen met veel geweld de onmiddellijke onafhankelijkheid. Veel Nederlanders en Indische Nederlanders worden vermoord. Als Evert-Jans brigade op 26 maart 1946 wordt toegelaten in Batavia hoeven de Japanse bezetters niet meer verjaagd te worden. Het nieuwe doel is om Indië in Nederlandse handen te houden.

Dinsdag 26 maart 1946
In de haven lag het vol gezonken schepen. Onze eerste indruk was een doodse stad te zien, vernield en door de Jappen verwaarloosd. […] Direct de eerste nacht hadden we wacht. ’s Nachts werd er geschoten. Dat ging de hele nacht zo door. Bren, Sten en geweren, alles kon je duidelijk onderscheiden. De kogels floten door ons kamp, want het was geen kilometer van ons verwijderd.

Detail uit het dagboek van Evert-Jan Nijboer 2

Detail uit het dagboek van Evert-Jan Nijboer

Het positieve gevoel van de heenreis is snel voorbij. De ‘arme inlanders’ lijden honger en berichten over gruwelijke moordpartijen bereiken de soldaten. In mei 1946 worden acht militairen vermist na een patrouille in Pesing. Als ze dagen later worden teruggevonden blijken de lijken onherkenbaar verminkt. Ook de bevolking wordt niet gespaard.

Woensdag 15 mei 1946
Deze morgen waren vermoorde inlanders door de kali gedreven. Als die arme mensen in contact zijn geweest met Hollanders worden ze naderhand vermoord.

Avontuurlijk is het, maar niet op de manier waarop de meesten het zich hadden voorgesteld. De woede tegen de Japanners en Indonesische revolutionairen groeit met de dag.

Evert-Jan doet desondanks zijn best om de moed erin te houden. Af en toe is daar ook reden toe. In juni 1946 rijdt zijn patrouille naar het front in de stad Cianjur. Dagen van hevige vuurgevechten volgen. Vlak voor de ogen van Evert-Jan steken ‘extremisten’ Chinese woningen in brand en beschieten de bevolking. De kapitein beveelt het gebied tot aan de brand over te nemen. Dat lukt, 4.000 Chinese mannen, vrouwen en kinderen worden geëvacueerd en in veiligheid gebracht.

Een pagina uit het fotoalbum van Evert-Jan Nijboer

Een pagina uit het fotoalbum van Evert-Jan Nijboer

Rijdend door Cianjur herinnert weinig meer aan de strijd die hier is geleverd. Ik overnacht bij een inwoner van Cianjur en ga op pad met zijn neef Dio, op zoek naar herkenningspunten uit de dagboeken. De bewegwijzering staat vol met namen van plaatsen die mijn opa heeft aangedaan: Cibeber, Sukabumi, Cisarua. Dio neemt me mee in een angkot, een felrood minibusje dat dienst doet als openbaar vervoer. In gesprekken met andere Indonesiërs heb ik al gemerkt hoe opvallend vergevingsgezind ze staan ten opzichte van de oude kolonisator. Ook Dio voelt geen enkele wrok tegen de Nederlanders: ‘Natuurlijk, de kolonie was niet goed, maar de Nederlanders hebben wel wegen aangelegd en onderwijs gebracht.’

Evert-Jan Nijboer poseert voor de foto samen met een Indonesisch jongetje

Evert-Jan Nijboer poseert voor de foto samen met een Indonesisch jongetje

Zaterdag 17 augustus 1946
Na de middag naar de theefabriek. ’Gunung Mas’ waar een 20 ton boeken van de boekhandelaar Kolff van Batavia lag opgestapeld. Die waren door de Jap daar naar toe getransporteerd om er schrijfpapier van te maken. Ze hadden hiervoor de theefabriek omgebouwd, zodat die in geen 3½ jaar had kunnen draaien.

Gunung Mas ligt op een half uur rijden vanaf Cianjur. Mijn chauffeur, zelf rijden is hier geen aanrader, brengt me naar de voet van een heuvel. Overal waar je kijkt, liggen groene theevelden in de brandende zon. De fabriek ligt op de heuvel, maar blijkt een paar jaar geleden gesloten te zijn. Een vrouw bij de ingang laat me toch de verlaten hal bekijken. Vanuit hier bracht mijn opa’s sectie 95.000 boeken ter waarde van 75.000 gulden terug naar boekhandelaar Kolff in Batavia. Het is een van de positievere gebeurtenissen uit zijn dagboek. Ik vraag me af of de boeken van Kolff nu nog bestaan.

Zondag 1 februari 1948
Eerst even iets gedronken en toen naar ’s Lands plantentuin. Dat is een waardevolle, schone verzameling van bloemen en planten. Iets waar Holland en Indië trots op kunnen zijn. Het paleis maakt hierbij, het staat in de tuin, een statige indruk, waar fier onze driekleur wappert. Na wat rondgekeken te hebben, hebben we het ons gemakkelijk gemaakt, door de hoogste top uit te kiezen, vanwaar we een mooi uitzicht hadden.

'Een prachtomgeving waar we overal langs kwamen. Mooie groenende bergen, de palmbomen, pisangs, alles werd nu ineens werkelijkheid. Toen ik dit alles zag, kreeg ik een indruk om de tropen nooit weer te verlaten,' schrijft Evert-Jan Nijboer in zijn dagboek

De confrontaties met de vijand, veelal uitlopend in hevige vuurgevechten, zijn tegelijkertijd schokkend en opwindend om te lezen. Minstens zo interessant zijn de alledaagse bezigheden van mijn opa. Ondanks de oorlog deden de militairen hun best om het leven zo normaal mogelijk te houden. Evert-Jan bekeek Casablanca in bioscoop Capitol, danste in Hotel des Indes en ging dus wandelen in ’s Lands Plantentuin. De botanische tuin in Buitenzorg, het huidige Bogor, was een plek om te ontsnappen aan de hectiek van het soldatenleven.

Anders dan de Willemskerk en de verlaten theefabriek is de tuin nog steeds een van de trekpleisters van Java. De diversiteit aan bomen en planten is overweldigend. Sommige bomen waar ik langs slenter dateren uit de negentiende eeuw. Getuigen van mijn opa’s wandeltochten. Als ik de top beklommen heb, zie ik hoe mooi het uitzicht is.

Belangstelling en onbegrip
Juist de dagelijkse belevenissen brengen die onvoorstelbare tijd dichterbij. Gedurende zijn tijd op Java schrijft hij ook steeds meer over het alledaagse en verdwijnen de militaire acties naar de achtergrond. Het lijkt zijn manier om met de oorlog om te kunnen gaan, want stapsgewijs wordt het geloof in het ‘herstel van de orde en rust’ minder. Veel kameraden sneuvelen. Al in de eerste maanden draagt hij de kist van zijn maat Pieter van Eppen en de dood van zijn vroegere kapitein Van Dijk ‘die zich zo uitnemend verdienstelijk maakte door voorbeeldige moed’ raakt hem diep.

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties keert zich ondertussen steeds feller tegen de Nederlandse missie. De Nederlandse overheid blijft het conflict bagatelliseren en bestempelt militair ingrijpen als ‘politionele acties.’ Over oorlog wordt dan ook niet gesproken onder de Nederlandse bevolking, maar de soldaten in Indonesië weten wel beter. Als Evert-Jans schip begin 1948 koers zet richting Nederland is hij niet meer zo zeker van een goede afloop.

Zaterdag 28 februari 1948
Veel is beleefd en geleden. God geve dat het niet tevergeefs is geweest. Dat is een gedachte die velen bezighield in deze uren van vertrek.

Het schip De Groote Beer waarmee ze terug naar huis gingen

Het schip De Groote Beer waarmee ze terug naar huis gingen

Thuisgekomen is de familie dolblij om hun zoon en broer weer te kunnen begroeten, maar Evert-Jan heeft moeite om te wennen aan een nieuw leven in Holland. Mensen stellen vragen die voor hem vanzelfsprekend zijn: ‘het is er zeker warm?’ of ‘moest je ook vechten?’

De eerste keren moet hij daarom glimlachen, maar al snel ergert hij zich aan de oppervlakkige belangstelling. Het doet hem pijn als een kennis zegt ‘Laten ze die oorlogsvrijwilligers maar allemaal in Indië laten.’ Zijn verhaal kan hij bij niemand kwijt en hij besluit het dan maar voor zichzelf te houden. In de week na zijn thuiskomst schrijft mijn opa:

Allerlei gekke dingen kunnen de mensen van hier je vragen […] Belangstelling is er wel, maar begrip over Indië voor geen cent […] Als het leven hier maar gauw went, want veel dingen vind ik bekrompen en kleinzielig.’

Een mensenleven later lijkt er weinig veranderd.

 

Dit is een bijdrage van Ronald Nijboer.

De foto’s zijn afkomstig uit het archief van de familie Nijboer.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in de Correspondent op 15 augustus 2015.

Naar Indonesië is een lapmiddel

Project Tussen twee generaties

Sabina vroeg zich af  (zie publicatie  ,,Het land is deel van jou” ) of de tweede generatie nog wel naar Indonesië wil gaan. Lees hier het antwoord van Evert:

maart 2014

Beste Sabina,

Wat gebeurde er emotioneel met me als ik de foto zie van mijn huis in de wijk Menteng in het oude Batavia? Het is moeilijk om juist die gevoelens van een mengeling van heimwee en weemoed te verwoorden. Want die aanblik van dat huis en die wijk zijn alleen de sleutel die de poort van herinnering aan mijn jeugd daar ontsluit. Die herinnering overspoelt mij met heimwee.

Een huis in Menteng, een wijk in Jakarta

Een huis in Menteng, een wijk in Jakarta

Heimwee naar de tijd dat ik daar woonde en ondanks de gespannen politieke situatie, een onbezorgde jeugd doorbracht. Spelen met vriendjes en vriendinnetjes in de tuin. Kastie, gatrik, vliegeren en noem al die typische Indische spelletjes maar op.

Maar het was altijd eerst na het (warme) eten van een uur tot ongeveer drie uur siësta houden. Dat was door mijn ouders verplicht, want alleen de schoffies waren tijdens die warmste uren van de dag op straat aan het spelen. Dat was voor mij een temptatie, want je hoorde vaak de opgewonden stemmen van andere kinderen buiten en ik moest verplicht slapen.

Pisang goreng
Van slapen kwam natuurlijk niets. Stiekem lezen en om de haverklap zogenaamd naar het toilet. Maar dat was alleen maar om in de dapoer waar de kokkie de lekkernijen aan het klaarmaken was voor de thee, alvast een pisang goreng of iets anders mee te pikken, tot (gespeelde) ergernis van die goeie ouwe kokkie. Want het mensje gunde je dat van harte.

Om drie uur mochten we er dan eindelijk uit en dan was het baden. Als iedereen gebaad was gingen we gezamenlijk in de tuin aan de thee met allerlei lekkernijen. Vaak was er bezoek, maar ik mocht dan al snel toch gaan spelen. Dat ging door tot ongeveer half zes. Dan werd ik binnen geroepen om weer te baden, daarna zaten we met het hele gezin in de zij-of achtergalerij. Om zes uur was het bekende magrib (of zoals we op Batavia zeiden: mengerip). Die korte tropische schemering van een kwartier. Om zes uur nog klaarlichte dag en om kwart over zes nacht.

Die schemering ervoer ik met een dubbel gevoel. Het had iets beklemmends, met al die geluiden van jankriks en tonggerets, maar ik had ook een gevoel van geheimzinnigheid. Na weer een warme maaltijd moest je je dan voorbereiden op het naar bed gaan. Meestal zat je dan met je ouders op de galerij. Soms werd er een toekang aangeroepen met saté of andere lekkernijen. Ik weet nog dat ik stapel was op keraktelor. Zo verliep in die tijd een deel van de dag.

Dat leven bestaat niet meer
Wat is nou het verschil tussen mijn jeugdherinnering van de tijd die ik in Indië doorbracht en de jeugdherinnering van iemand die in Holland zijn jeugd doorbracht? Mijn herinnering gaat over een jeugd die ik doorbracht in een tropisch land en in een samenleving die teloor is gegaan. Dat leven en die samenleving bestaan gewoon niet meer. En het ergste is dat het leven en de samenleving waar wij als Indo van de eerste en tweede generatie zozeer naar terug verlangen, door de mensen in het hier en nu worden verketterd als een verwerpelijke koloniale samenleving, die we maar zo snel mogelijk moeten vergeten!

Bang voor teleurstelling
Naar Indonesië is eigenlijk een lapmiddel. Natuurlijk, je ziet dan weer het land waar je vandaan komt, het is hetzelfde land, maar niet meer de samenleving die je kende. Ik erken dat ik in mijn herinnering het verleden heb geïdealiseerd en dat ik dus altijd teleurgesteld zal zijn als ik nu de nieuwe situatie zou zien. Ik ben een beetje bang voor die teleurstelling. Maar er ligt nog een gevaar op de loer. Er is een kans dat ik, juist omdat ik van gemengd bloed ben, zo veel in Indonesië herken en me zo thuis voel dat ik gedesoriënteerd raak.

Zo is het aankloppen aan die poort van mijn Indische jeugd voor mij vaak een deceptie. Want die poort blijkt vergrendeld, ik kan er niet meer binnengaan. Ik blijf alleen en eenzaam, vervuld van weemoed, achter.

Groet,

Evert

Nederland redt Jakarta van zinken

Jakarta historisch museum

De echte titel van het artikel in de Jakarta Post is net iets anders, maar het is wel waar het op neer komt. Jakarta zinkt en Nederland gaat proberen dit te voorkomen. De Jakarta Post bericht op zaterdag 29 maart: ‘Een Nederlandse delegatie bezoekt Jakarta van 30 maart tot en met 4 april om concrete water- en havenprojecten te bespreken.’

‘De delegatie, aangevoerd door Minster Schultz van Haegen, bespreekt binnenkort met Indonesische ambtenaren een ‘master plan’ om de steden Jakarta en Surabaya  te beschermen tegen het water en kustontwikkeling mogelijk te maken.

‘Jakarta zinkt tussen de 4 en 10 centimeter per jaar. Ook brengt verstedelijking de drinkwatervoorziening in gevaar,’ verduidelijkt de krant.

De stad waar veel Indischen zijn geboren zal dus niet ‘van de kaart verdwijnen’, is de voorspelling.

Cafe Batavia in Jakarta

Cafe Batavia in Jakarta

Sommige Indischen die terugkeren naar de plek waar ooit hun wieg stond, herkennen er nog weinig. Er is teveel veranderd zeggen ze en dat is natuurlijk ook  niet zo gek. Jakarta is in de loop der jaren ontwikkeld tot een wereldstad met 29 miljoen inwoners.

De Kota, het oude gedeelte van de hoofdstad, ook wel oud Jakarta of oud Batavia genoemd, ademt hier en daar de oude sfeer van toen uit. Een aantal oude statige pakhuizen doet nog dienst als opslagruimte, maar verkeren in zwaar verwaarloosde staat. Het voorgenomen plan om het oude verloederde deel nieuw leven in te blazen en het wellicht tot een kunstcentrum om te toveren, is nog niet gestart.

Het voormalige economische hart van Nederlands-Indie is een redelijk interessante trekpleister. Met de taxi is het (buiten de spitsuren) aangenaam toeren door het oud Batavia. Het centraal gelegen Fatahillah plein is eigenlijke de enige rustige plek om te wandelen. In het oude stadhuisgebouw is het Jakarta historisch museum, ook wel Fatahillah museum genaamd, gevestigd. Ook huist aan het plein Cafe Batavia, een restaurant ingericht volgens koloniale stijl, die de bezoeker terugbrengt naar vervlogen tijden.

Lees hier het complete artikel van de Jakarta Post